Voor kinderen met autisme betekent dat wereld vaak beangstigend is en als een chaos wordt ervaren. Zij kunnen zich moeilijk voorbereiden op wat komen gaat of wat er van hen verwacht wordt. Elke situatie vraagt om een nieuwe scan.
Er is een veelheid aan prikkels, die met weinig onderlinge samenhang om aandacht vragen. Hierdoor worden mensen met autisme snel overvraagd. Hun hoofd kan alle informatie niet goed en niet snel genoeg verwerken. Nieuwe situaties roepen vaak spanning op, drukke situaties zijn te prikkel-rijk. Het onvoorspelbare roept onzekerheid op. Het dagelijks leven vraagt veel van hen.
Bijverschijnselen
Daarnaast veroorzaakt autisme ook nog een aantal nare bijverschijnselen. Niet iedereen heeft overal last van, maar het kan een enorme impact hebben op het kind en het gezin.
- Angst
- Driftbuien en storend gedrag
- Lichaamsbeleving
- Overprikkeling
- Slaapproblemen
- Speciale interesses (fieps)
- Tics
- Verstoorde motoriek
- Zelfverwondend gedrag
- Zintuiglijke waarneming
Lichaamsbeleving
Het kan zijn dat iemand met autisme de werking van het eigen lichaam niet als een vanzelfsprekend gegeven ervaart. Een kind raakt bijvoorbeeld extreem in paniek als er bloed uit een wondje komt. Soms kan het lichamelijke sensaties niet goed plaatsen. Bijvoorbeeld het sneller kloppen van het hart met hardlopen. Een kind kan denken dat er dan iets met het hart aan de hand is en wordt angstig. Maar ook pijnbeleving kan extreem zijn, de één voelt bijna geen pijn, de ander is juist overgevoelig. Ook kunnen zij vaak geen link leggen naar de oorzaak, zoals bijvoorbeeld spierpijn van het sporten of hoofdpijn van de stress.
Verstoorde motoriek
Soms is er sprake van een verstoorde motoriek, waardoor ze klungelig overkomen en zich vaker stoten dan een ander. De signalen die de hersenen afgeven naar het lichaam om in actie te komen verlopen trager dan bij iemand zonder autisme. Daarom zijn ze vaak niet heel handig met bijvoorbeeld balsporten.
Slaapproblemen
Veel ASS-kinderen hebben last van slaapproblemen en hebben grote moeite met inslapen. Dit kan vaak gepaard gaan met huilen of gillen. Soms is er sprake van een verstoord dag- en nachtritme. Ook zie je regelmatig dat ze tot op latere leeftijd in hun bed blijven plassen.
Tics
Sommige PDD-NOS-ers hebben een tic. Je hierbij denken aan frequent oogknipperen, grimassen, kuchen, keelschrapen of schokken met het hoofd of schouders etc. De tics nemen vaak toe onder invloed van spanningen en stress.
Driftbuien en storend gedrag
Een deel van dit gedragsprobleem is terug te voeren op het beperkte sociaal inzicht. Het overgrote deel wordt oorzaak door frustratie. Wat doe je als je de hele dag verkeerd wordt begrepen, onder stress moet werken en alles om je heen een chaos lijkt? Precies, je wordt gefrustreerd, maar omdat je volwassen bent èn in staat bent om de gevolgen van jouw gedrag te overzien, hou je jezelf in. Kinderen met PDD NOS moeten die spanning en angst ontladen. Ze gaan claimen, worden druk of hyper, gaan gillen en worden soms ook echt woedend. Het enige wat je dan kunt doen is voorkomen dat ze hun omgeving of zichzelf verwonden. Zie ookoverprikkeling.
Zintuiglijke waarneming
Veel PDD NOS-ers zijn overgevoelig voor geluid en soms ook licht of geuren. Zij kunnen de zintuiglijke prikkels niet goed filteren waardoor alles ‘binnenkomt’. Hierdoor kunnen zij zich heel erg storen aan achtergrondgeluiden waar wij niet eens notie van hebben. Dit vergt erg veel energie, waardoor ze sneller vermoeit raken in drukke situaties. Dit is ook een oorzaak van concentratie problemen in de klas, bijvoorbeeld wanneer iedereen ‘zachtjes’ met elkaar mag overleggen.
Overprikkeling
Overprikkeling gebeurt als er te veel prikkels op je af komen, die je niet meer kunt verwerken. Niet alleen licht, geluid of geuren, maar ook activiteiten, sociale interactie en vooral emoties kunnen snel voor overprikkeling zorgen.
Er zijn twee vormen van reageren op overprikkeling:
- een shutdown, waardoor ze niet meer kunnen praten, zichzelf letterlijk afsluiten van de buitenwereld, de prikkels komen daardoor minder of niet meer binnen
- een meltdown, waarbij ze gaan huilen en schreeuwen of krijgen zelfs woedeaanvallen, de prikkels worden dan eigenlijk ‘overschreeuwd’
Angst
Angst is een veelvoorkomend probleem bij kinderen met PDD NOS. Zie ook angsten bij PDD NOS. Aangezien hun wereld onvoorspelbaar is en daarmee dus ook beangstigend, ontwikkelen ze makkelijk een angststoornis. Bij de één uit zich dat in faalangst, bij de ander verlatingsangst en bij de volgende een sociaal fobie. Ze weten dit vaak ook nog goed te verbloemen, maar er zijn toch een aantal opvallende signalen, waaruit angst kan worden opgemaakt. Dit kan zich op de volgende manieren uiten:
- een toename van stereotiepe bewegingen (zoals met handen wriemelen of wiebelen)
- plotselinge stemmingswisselingen van blij (hyper) naar down, boos of claimend
- plotseling weglopen uit de situatie
- zich af sluiten van hun omgeving (in zichzelf keren)
- soms letterlijk de handen voor de ogen en/of oren doen
- klagen over buik- en of hoofdpijn
Speciale interesses (fieps)
Sommige autisten (voornamelijk jongens) hebben één of meer speciale interesses, waar ze heel veel tijd in steken en soms eindeloos over praten. In het Nederlands noemen veel autisten dit ‘fiepen’. Fieps kunnen zeer uiteenlopend zijn. De meest bekenden zijn bijvoorbeeld treinen, astronomie, computerspellen en kalenders, maar in feite kan elk onderwerp een fiep zijn. Het kan ook zo zijn dat iemand weliswaar niet extreem veel tijd aan een interesse besteedt of juist enkel geïnteresseerd is in een details. Bij meisjes zie je dit gedrag niet of nauwelijks.
Zelfverwondend gedrag (automutilatie)
Bij zelfverwondend gedrag gaat het om herhaaldelijk, voorkomende gedragspatronen, die fysiek letsel aan het lichaam zelf teweegbrengen. Bij PDD NOS zie je dit soms in een milde vorm zoals zichzelf herhaaldelijk krabben (soms tot de huis kapot is), extreem nagelbijten (tot bloedens toe) en soms ook zichzelf slaan of hoofdbonken. Die laatste twee zijn vaak in combinatie met driftbuien of paniekaanv