Wat is er in vredesnaam nu weer aan de hand, als het gaat om leerlingenvervoer. Er gaan teveel kinderen naar het speciaal onderwijs (elk jaar meer) en het vervoer naar die scholen (vaak mijlenverweg) kost te veel geld. Dus laten we daar ook eens de schaar inzetten…
Ik ben druk bezig met onderzoek naar landelijk beleid als het gaat om leerlingenvervoer. Ook hier weer een feest voor de gemeente die mag doen en laten wat zij goeddunkt. Onze gemeente zegt doodleuk, dat wij enkel recht hebben op leerlingenvervoer als kind en ouder MEER DAN 4 UUR PER DAG onderweg zijn om te brengen en te halen…. Onderstaand enkele feiten uit de wet en van het vng (vereniging nederlandse gemeenten), waar ik tot dusver niet veel wijzer van wordt. Wordt vervolgt dus!
Gemeentelijke taken
Het leerlingenvervoer is gedecentraliseerd in 1987. Gemeenten zijn sindsdien verplicht een regeling vast te stellen op basis waarvan ouders van leerlingen – onder bepaalde voorwaarden – aanspraak kunnen maken op bekostiging van de vervoerkosten van en naar school. De financiële middelen zijn onderdeel van de Algemene uitkering gemeentefonds.
Wettelijke basis
De wettelijke basis van het leerlingenvervoer ligt in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs. Het leerlingenvervoer omvat leerlingen van basisscholen, speciale scholen voor basisonderwijs en scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs.
Het laatstgenoemde type onderwijs betreft kinderen die overwegend zijn aangewezen op een orthopedagogische en orthodidactische benadering. Het gaat hierbij om dove kinderen, slechthorende kinderen, kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden, visueel gehandicapte kinderen, lichamelijk gehandicapte kinderen, kinderen opgenomen in ziekenhuizen, langdurig zieke kinderen, zeer moeilijk lerende kinderen, zeer moeilijk opvoedbare kinderen, kinderen in scholen verbonden aan pedologische instituten en meervoudig gehandicapte kinderen.
Leerlingen van het regulier voortgezet onderwijs die gehandicapt zijn komen ook in aanmerking voor bekostiging van het vervoer.
Voorwaarden
Vergoeding vindt plaats op basis van de kosten van het vervoer naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school van de soort waarop een leerling is aangewezen (op grond van zijn lichamelijke of geestelijke toestand) én van de verlangde godsdienstige richting of levensbeschouwing (een zogeheten bijzondere school, signatuurvervoer), dan wel de openbare school. Onderwijskundige methoden worden niet als richting aangemerkt.
Gemeenten kunnen een afstandsgrens vaststellen van maximaal 6 km. Wanneer de afstand tot de school korter is kunnen ouders geen aanspraak maken op bekostiging van het vervoer. Deze afstandsgrens geldt niet wanneer de leerling gehandicapt is.
Passend vervoer
Gemeenten hebben de (wettelijke) zorgplicht ‘passend vervoer’ aan te bieden. Uitgangspunt van de regeling is een vergoeding op basis van de kosten van het openbaar vervoer, zonodig met begeleiding. Ook kan een fietsvergoeding worden verstrekt. Onder bepaalde voorwaarden kunnen ouders voor hun kind aanspraak maken op aangepast vervoer, in taxi’s of taxibusjes. Hiertoe sluiten gemeenten contracten met een vervoerder. In de meeste gemeenten moet het vervoer worden aanbesteed.
Eigen bijdragen
Aan ouders van leerlingen van basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs mag, wanneer het inkomen boven een bepaalde grens ligt, een drempelbedrag in rekening worden gebracht. Daarnaast kan aan ouders van leerlingen van basisscholen bij een afstand woning-school van meer dan 20 km een inkomensafhankelijke bijdrage worden gevraagd.
Actuele ontwikkelingen
Toename leerlingenaantallen in het speciaal onderwijs
In het recente verleden is een sterke toename van de leerlingenaantallen in het speciaal onderwijs geconstateerd. Met name de groei van de deelname aan cluster 4 (onderwijs voor kinderen met gedragsstoornissen en/of ontwikkelingspsychopathologie) was opvallend. Aangepast vervoer (in taxi’s of taxibusjes) is doorgaans het aangewezen vervoer voor deze leerlingen. Dit brengt voor de gemeenten hoge kosten met zich mee. Daarbij komt dat gemeenten die geen scholen voor speciaal onderwijs op hun grondgebied hebben, geen extra geld voor dit vervoer in het gemeentefonds ontvangen. Juist deze gemeenten worden geconfronteerd met steeds meer aanvragen. Zij moeten de leerlingen vervoeren naar scholen voor speciaal onderwijs in de regio.
Begeleiding in het aangepast vervoer
Het aantal leerlingen met een gedragsprobleem neemt sterk toe. Doorgaans is begeleiding van deze kinderen in het vervoer gewenst. Begeleiding is primair de verantwoordelijkheid van de ouders. Ouders kunnen deze taak echter steeds minder combineren met hun taken op de arbeidsmarkt. Ook medische zorg in het vervoer is soms noodzakelijk. Bij zorg in het vervoer kan geen gebruik meer worden gemaakt van AWBZ-gelden of van een persoonsgebonden budget.
Vervoer over grote afstanden
Soms dient een leerling over een extreem grote afstand te worden vervoerd naar de dichtstbijzijnde school van de soort waarop de leerling is aangewezen, die tevens aansluit bij de richting of levensbeschouwing van de ouders; dit speelt met name bij kleinere richtingen met weinig scholen. Dergelijk vervoer drukt onevenredig zwaar op het budget van de gemeente. Uiteraard betekent het ook een psychische belasting voor de leerling.
Maatwerk in het onderwijs
De mogelijkheden voor onderwijs op maat nemen toe. Leerlingen bezoeken verschillende onderwijsinstellingen, lopen stage etc. De beoordeling van de aanvragen voor vervoer wordt lastiger. Een en ander heeft ook gevolgen voor de vervoersstromen in het leerlingenvervoer.
Passend onderwijs
Doel van Passend onderwijs is het verbeteren van de kwaliteit en de organisatie van het onderwijs aan leerlingen die extra ondersteuning en zorg nodig hebben. Passend onderwijs verplicht scholen om ieder kind een passend aanbod aan onderwijs(ondersteuning) te doen, zo dicht mogelijk bij huis. Als een school daar zelf niet toe in staat is dienen partners gezocht te worden om dat aanbod dan samen te regelen. Deze zorgplicht gaat in op 1 augustus 2014.
Wet op de expertisecentra
Artikel 4. Kosten van leerlingenvervoer
1. De regeling houdt rekening met de van ouders redelijkerwijs te vergen inzet en voorziet erin dat het vervoer kan plaatsvinden op een wijze die voor de leerling passend is, met dien verstande dat voor leerlingen die voortgezet speciaal onderwijs volgen geldt dat zij slechts aanspraak op bekostiging van vervoerskosten kunnen maken indien zij wegens hun handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn aangewezen, dan wel vanwege hun handicap niet zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kunnen maken. De gemeenteraad stelt daartoe een nadere regeling vast, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden.
2. De regeling maakt geen onderscheid tussen openbaar en bijzonder onderwijs.
3. De regeling eerbiedigt de op godsdienst of levensbeschouwing van de ouders, dan wel, indien de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is, van de leerling berustende keuze van een school.
4. De regeling voorziet erin dat het vervoer kan plaatsvinden op een wijze die voor de leerling passend is. De regeling bepaalt op welke wijze burgemeester en wethouders terzake advies van deskundigen inwinnen.
5. De regeling bepaalt dat de kosten worden vergoed van vervoer over de afstand tussen de woning van de leerling en de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school, met inachtneming van de keuze van de ouders, dan wel, indien de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is, van de leerling, en gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg, tenzij vervoer met betrekking tot een verder weg gelegen school voor de gemeente minder kosten met zich zou brengen en de ouders onderscheidenlijk de leerling met het vervoer naar die school instemmen.
6. De regeling bepaalt in welke gevallen en onder welke voorwaarden burgemeester en wethouders aan in de gemeente wonende ouders van leerlingen die met het oog op het volgen van voor hen passend speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs in een internaat of pleeggezin verblijven, op aanvraag bekostiging verstrekken ten behoeve van de kosten verbonden aan het weekeinde- en vakantievervoer.
7. De regeling kan per schoolsoort, als bedoeld in artikel 2, tweede lid, en onverminderd het bepaalde in het vierde lid voor leerlingen die wegens hun lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn aangewezen, bepalen dat geen aanspraak op bekostiging bestaat op grond van de afstand tussen de voor de leerling toegankelijke school en de woning van de leerling, gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg.
8. De regeling kan per schoolsoort, als bedoeld in artikel 2, tweede lid, bepalen dat voor een leerling die ouder is dan een bepaalde leeftijd, de aanspraak op bekostiging wordt beperkt tot de kosten van openbaar vervoer, dan wel, indien zulks in redelijkheid kan worden verlangd, een goedkopere wijze van vervoer. In dat geval dient de regeling erin te voorzien, dat uitvoering wordt gegeven aan het bepaalde in het vierde lid voor die leerlingen voor wie openbaar vervoer ontbreekt en de in de vorige volzin bedoelde goedkopere wijze van vervoer in redelijkheid niet kan worden verlangd en voor die leerlingen die wegens hun lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn aangewezen.
9. De regeling kan bepalen dat de gemeente, in plaats van bekostiging in geld te geven, het vervoer verzorgt of doet verzorgen.
10. De regeling kan bepalen dat burgemeester en wethouders in bijzondere gevallen de bevoegdheid hebben ten gunste van de ouders, dan wel, indien de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is, ten gunste van de leerling van de inhoud van de regeling af te wijken.